Haarlem moet Wmo-voorziening huishoudelijke hulp tijdelijk verhogen

De voorzieningenrechter heeft vier uitspraken gedaan in zaken van betrokkenen die de gemeente Haarlem hadden gevraagd meer uren huishoudelijke hulp te verlenen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Na invoering van de Wmo 2015 kregen deze mensen feitelijk minder huishoudelijke hulp dan voorheen. Zij hebben bij de gemeente gemeld dat zij meer huishoudelijke hulp nodig hadden. De gemeente heeft hen verwezen naar de zorgaanbieder om dit te bespreken en zo nodig een nieuw ondersteuningsplan op te stellen.

Tijdelijke maatwerkvoorziening
De voorzieningenrechter heeft de gemeente opgedragen een tijdelijke maatwerkvoorziening te verlenen. Deze tijdelijke maatwerkvoorziening komt overeen met het aantal uren huishoudelijke hulp dat de betrokkenen ontvingen voordat de Wmo 2015 van kracht werd. In één zaak heeft de voorzieningenrechter vanwege de specifieke situatie van betrokkene aanleiding gezien voor meer uren huishoudelijke hulp.

Objectief onderzoek
De voorzieningenrechter heeft daarbij meegenomen dat uit recente uitspraken van de Centrale Raad van Beroep en van de meervoudige kamer van de rechtbank volgt dat het systeem dat de gemeente hanteert bij de besluitvorming over maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 gebrekkig is. Belangrijk daarbij is dat de gemeente geen objectief onderzoek doet naar de tijd die nodig is voor de ondersteuning van deze mensen bij hun huishouding. Volgens de voorzieningenrechter kan de gemeente er niet mee volstaan hen te verwijzen naar de zorgaanbieder. Vanwege hun medische situatie is er geen aanleiding te veronderstellen dat kan worden volstaan met minder uren huishoudelijke hulp dan was toegekend voor de invoering van de Wmo 2015. Bij het treffen van de voorlopige voorziening sluit de voorzieningenrechter daarom aan bij het oorspronkelijke aantal uren hulp.

Voorlopige maatregel
De uitspraak van de voorzieningenrechter betreft een voorlopige maatregel in afwachting van de beslissing door de gemeente op ingediende bezwaren en de uitspraak van de rechtbank op het ingediende beroep.